Content
Hypernatriëmie wordt gedefinieerd als een serum natriumconcentratie boven de 145 mmol/l.
Symptomen
Patiënten kunnen asymptomatisch zijn of hebben symptomen, zoals:
- Algemeen: zwakte, malaise, verminderde huidturgor
- Neurologisch (waarschijnlijk bij serum-Na > 155 mmol/L in verband met een hyperosmolaire status en cellulaire dehydratie): dorst, verwardheid, lethargie of juist prikkelbaarheid, focale neurologische uitval, myoklonieën tot insulten, centrale hyperventilatie, verminderd bewustzijn tot coma
- Cardiovasculair: hypovolemische status, hypotensie, tachycardie
- Gastro-intestinaal: diarree, misselijkheid, braken
- Renaal: polyurie, polydipsie
Start
- Luchtwegmanagement, geef 100% FiO2 indien noodzakelijk
- Bij hypotensie: start met 0,9% NaCl of ringerlactaat
Directe acties
- Aanvullend onderzoek
- Arterieel bloedgas (incl. gluc, electrolyten) en ureum
- Urine natrium, urine en plasma osmolaliteit
- Snelheid van correctie op basis van symptomen en het tijdsbeloop
- Indien acute hypernatriëmie (stijging ≥ 15 mmol/l < 48 uur en symptomen kan snelle correctie overwogen worden
- Corrigeer hypernatriëmie door toediening van water oraal/enteraal of met behulp van glucose 5% infuus.
- Bepaal correctiesnelheid op basis van symptomen en het tijdsbeloop
- Acute hypernatriëmie (definitie: stijging ≥ 15 mmol/l in < 48 uur) met symptomen: 1-2 mmol/l/u tot symptomen verdwijnen of limiet van 8 mmol/l/dag bereikt is. Meet serum-Na elke 2-4 u.
- Chronische hypernatriëmie: correctie in 48-72 uur met een limiet van 2 mmol/l/uur correctie of 8 mmol/l/dag (niet het streven). Dit om cerebraal oedeem te voorkomen. Meet serum-Na elke 6-12 uur.
Differentiaal diagnoses
- Hypovoleme hypernatriëmie (laag extracellulair volume, waterverlies groter dan natriumverlies)
- Extrarenaal waterverlies (Uosm > 600; UNa < 30): diarree, braken, fistula, significante brandwonden
- Renaal waterverlies (Uosm 300-600): osmotische diurese, diuretica, post-obstructie diurese
- Adipsie (Uosm > 600; UNa < 30): verminderde dorst (gedragsmatig of secundair bij hoofdverwonding en hypothalamische schade)
- Euvoleme hypernatriëmie (Uosm < 300)
- Diabetisch insipidus (nefrogeen of centraal)
- Hypervoleme hypernatriëmie (Uosm > 600; UNa < 30; hoog extracellulair volume, natriumverlies is groter dan waterverlies)
- Natrium intake of toediening (NaBic of hypertoon/sterk NaCl)
- Conn’s syndroom: hypertensie, hypokaliëmie, alkaliëmie
- Cushing’s syndroom
Secundaire acties
- Behandeling op basis van de oorzaak:
- Hypovoleme hypernatriëmie: water oraal/enteraal of hypotoon infuus
- Euvoleme hypernatriëmie: water oraal/enteraal of hypotoon infuus en bij diabetes insipidus geef desmopressine
- Hypervoleme hypernatriëmie: stop Natriumtoediening, overweeg diuretica, water oraal/enteraal of hypotoon infuus
- Bereken totaal lichaamswatertekort voor inschatting infuusvolume: Inschatting totale watertekort = totaal lichaamswater x (serum naturium/140-1)
Anesthesiologische implicaties
- Geen electieve chirurgie indien Na > 155 mmol/L of hypovolemische status
- Bij spoedchirurgie aandacht voor volumestatus en gevaren van snel normaliserend natrium
Achtergrondinformatie
Hypernatriëmie is gedefinieerd als Na > 145 mmol/L
- Mild: 145 – 150 mmol/L
- Matig: 151 – 160 mmol/L
- Ernstig: > 160 mmol/L
Natrium is de belangrijkste extracellulaire kation, dus een hypernatriëmie gaat altijd gepaard met hyperosmolariteit.
1
Referenties
- 1.Nederlandse Internisten Vereniging . Hypernatriëmie. Het Acute Boekje. Published February 26, 2019. Accessed February 28, 2021. https://www.hetacuteboekje.nl/hoofdstuk/acute_water-_en_elektrolytstoornissen/hypernatriemie.html