Content
Bij een laparoscopie wordt een pneumomediastinum verkregen waardoor er een ‘kijkoperatie’ kan plaatsvinden. Een laparoscopie heeft specifieke overwegingen en anesthesiologische implicaties.
Overwegingen voor laparoscopie
Voordelen | Risico’s |
Afname wondinfecties | Viscerale en vasculaire beschadiging |
Sneller herstel | Complicaties geassocieerd met positionering |
Minder morbiditeit met name respiratoir | Acuut nierfalen |
Minder pijn | Cardiocerebrale vasculaire insufficientie |
Pulmonale atelectase | |
Veneuze gasembolie | |
Hartfalen |
- CO2 gas wordt vaak gebruikt voor het verkrijgen van het pneumoperitoneum tijdens laparoscopie (geen lucht of zuurstof i.v.m. kans op vuur)
- CO2 absorptie veroorzaakt hypercapnie
- Hypercapnie activeert het sympathisch zenuwstelsel: hypertensie, tachycardie, ritmestoornissen, toegenomen cardiale contractiliteit
- Kans op veneuze gasembolie
- Het pneumoperitoneum verhoogt de intra-abdominale druk (IAP)
Veranderingen door pneumoperitoneum tijdens laparoscopie
Cardiovasculair
- IAP < 15 mmHg: toegenomen veneuze return met toename cardiac output en hypertensie
- IAP > 15 mmHg: afgenomen veneuze return en afname cardiac output en hypotensie
- Toename systemische vaatweerstand
- Mechanische compressie abdominale aorta
- Productie van neurohumorale factoren, zoals vasopressine en activatie RAAS-systeem
- Bradycardie door vagale stimulatie
Respiratoir
- Afname longvolumina
- Toegenomen pulmonale arteriële druk
- Toename PaCO2
- V/Q mismatch
- Pneumothorax
- Pneumomediastinum
Neurologisch
- Toename intracraniële druk i.v.m. verminderde veneuze drainage
- Cerebraal oedeem met mogelijk tijdelijke neurologische disfunctie
Splanchnische effecten: renaal / hepatisch
- Afname perfusie nier en lever
- IAP 20 mmHg: afname GFR ~25%
- Aanhoudende IAP > 20 mmHg: afname van de mesenterische en gastro-intestinale mucosale bloedstroom tot 40%, waarbij progressieve weefselacidose ontstaat naarmate de druk toeneemt
Preoperatieve evaluatie
Voorgeschiedenis
- Cardiopulmonale comorbiditeiten
- Eerdere abdominale chirurgie (i.v.m. adhesies die de laparoscopische techniek kunnen verhinderen)
Peroperatief
Optimalisatie
- Optimaliseer preload: volume infusie, positie i.c.m. insufflatie druk
- Head-up positie verminderd veneuze return
- Head-down positie verslechterd respiratoire functie
- Hef pneumoperitoneum op indien hypoxie, hypercapnie of toegenomen pulmonale arteriële druk
- Overweeg conversie naar laparotomie
Inductie
- Endotracheale intubatie en verslapping
- Protectie tegen aspiratie
- Optimale controle van CO2
- Verbeterde operatiecondities
- Minimale maskerventilatie voor intubatie en inbrengen maagsonde i.v.m. minimaliseren maagdistensie
- Verbeterd chirurgisch zicht
- Preventie maagletsel bij inbrengen trochar
- Vaak voorkeur voor kortwerkende middelen
- Mogelijk groot verschil tussen etCO2 en PaCO2 (ABG)
Postoperatief
- Beoordeel luchtweg i.v.m. risico op extraperitoneale insufflatie en subcutaan emfyseem
- Direct postoperatief mogelijk hogere bloeddruk in verband met hypercapnie
- Patiënten met respiratoire pathologie hebben hoger risico tot respiratoir falen
- Schouderpijn komt vaak voor (door diafragma irritatie door pneumoperitoneum)
1,2
Referenties
- 1.Hayden P, Cowman S. Anaesthesia for laparoscopic surgery. Continuing Education in Anaesthesia Critical Care & Pain. October 2011:177-180. doi:10.1093/bjaceaccp/mkr027
- 2.Gerges FJ, Kanazi GE, Jabbour-khoury SI. Anesthesia for laparoscopy: a review. Journal of Clinical Anesthesia. February 2006:67-78. doi:10.1016/j.jclinane.2005.01.013