Skip to main content

Evaluatie en Reanimatie van de pasgeborene

Evaluatie Pasgeborene

  • Ademhaling
    • Binnen 90 seconden
    • Goede spontane ademhaling begint vaak met krachtig huilen
    • Beoordeel frequentie, patroon
    • Apnoe, onregelmatig ademen en gaspen is abnormaal
  • Hartritme
    • Beoordeel door stethoscoop of ECG
    • Hartfrequentie < 100/min is abnormaal
    • Hartritme is de meest gevoelige indicator van een succesvolle respons op interventies
  • Tonus
    • Goede tonus: oa. flexiehouding
    • Slap als een lappenpop, meestal gepaard gaand met bewusteloosheid
  • Kleur
    • Kleur slechte weerspiegeling van de oxygenatie
    • Saturatiemeting betrouwbaar
      • Preductaal meten: rechter hand of pols

APGAR

Dient niet gebruikt te worden voor het nemen van beslissingen omtrent reanimatie.

Indicator0 Punten1 Punt2 Punten
AAppaeranceBlauw, bleekPaars, blauwe extremiteitenGeheel paars
PPolsGeen< 100> 100
GGrimas (reactie op stimulatie)Geen reactieGrimassenHuilen, hoesten, niezen
AActivity (spiertonus)Slap en geen activiteitZwakke tonusActieve motoriek, sterke tonus
RRespiratieGeen Langzaam, irregulair, zwak of gasping Huilen
  • Lage APGAR score bij 1 minuut (score 0-1) correleert niet met slechte uitkomst
  • Lage APGAR score bij 5 minuten is geassocieerd met mortaliteit en verhoogd risico op cerebrale parese​1​

Reanimatie

Start

  1. Benoem reanimatie pasgeborene
  2. Vraag hulp
  3. Start de klok
  4. Droog de pasgeborene af (behoud van temperatuur)
  5. Open de luchtweg, geef 5 insufflatiebeademingen

Directe acties

  • Evalueer tonus, ademhaling en hartfrequentie
  • Bij gaspen of apneu: open luchtweg, geef 5 insufflatiebeademingen
    • Suctie indien obstructie
      • Evt. door dik meconium, bloedklonters of vernix
      • 10-14F zuigcatheter
      • Pediatrische Yankauer (max. 5cm diepte)
      • tot 5 seconde om vagaal gemedieerde apneu of bradycardie te vermijden
    • 5 insufflatiebeademingen
      • Kamerlucht
      • Adequate longexpansie, ontwikkeling FRC
      • Stimuleerd surfactantproductie
  • Overweeg SpO2 + ECG monitoring
  • Herevalueer
    • Indien geen thorax excursies:
      • Controleer hoofdpositie
      • 2- persoontechniek, andere luchtwegmanoeuvres
        • Gebruikt evt. laryngoscoop (stimuleren + goede inspectie luchtweg)
      • Herhaal insufflatiebeademingen
      • SpO2 + ECG monitoring
    • Indien thorax excursies:
      • start positieve drukventilatie (30/min)
  • Herevalueer hartfrequentie
    • Indien niet meetbaar of < 60/min
      • start thoraxcompressies
      • 3 : 1 met beademing, nu FiO2 100%
  • Herevalueer elke 30 seconden

Aanvaardbare pre-ductale SpO2

2 min60%
3 min70%
4 min80%
5 min85%
10 min90%

Achtergrond

Insufflatiebeademingen

  • Optimale druk, duur en flow is nog niet duidelijk.
  • Eerste ademteugen: druk gedurende 2-3 seconden aan te houden om de longexpansie te bevorderen.
    • T-opzetstuk (‘Neopuff’) of BMV
  • NB. volumetrauma
    • Voldragen baby’s: max. druk 30 cmH2O,
    • pretermen: max. druk 20-25 cm H2O
    • Vijf maal gedurende tot 2-3 seconden per beademing.

Oxygenatie

  • Start reanimatie pasgeborene met kamerlucht
  • Zuurstof op geleide van aanvaarbare preductale SpO2
  • Start FiO2 100% bij start thoraxcompressie

Nadelen hoge FiO2: genereren vrije zuurstofradicalen, oxidatieve stress en reperfusieschade. Nadelige effecten op ademhalingsfysiologie, cerebrale circulatie en potentiële weefselschade door vrije zuurstofradicalen. Kamerlucht is aangetoond even effectief als 100% zuurstof bij pasgeborene met zuurstoftekort.

Intubatie

  • In quasi alle gevallen kan een pasgeboren baby gereanimeerd worden met behulp van masker-ballonbeademing
    • Blad: maat 0 voor preterme, maat 1 voor voldragen pasgeborene
    • Tube: 3 – 3.5 ongecufft
    • Zie Formules Kind

Thorax compressies

  • Twee technieken bij pasgeborene
    • Duim-cirkel methode (voorkeur)
      • Duimen op onderste derde gedeelte van sternum
      • Andere vingers omvatten de borstkas en ondersteunen de rug
      • Druk op sternum, niet op ribben
    • Twee-vinger-methode
      • Twee vingers ter hoogte van sternum, loodrecht op thorax
      • Andere hand ondersteund de rug
  • Thorax compressie tot minstens één derde van de voorachterwaardse diameter
  • Goede relaxatie van thoraxwand niet verhinderen

Vasculaire toegang

  • Voorkeur: navelvene (v. umbilicalis)
    • Bedek steriel
    • Ombindt t.h.v. de basis met navellind of burstnaad
    • Snijdt de navelstreng met scalpen, behoudt lengte van ca. 1 cm
    • Drie vaten: twee arteriën, één vene
    • Breng 3,5 of 5 Fr. umbilicale vene catheter tot ca. 5 cm in
    • Aspireer bloed, flush met 0,5 – 1 ml NaCl 0,5%
    • Trek navellind of burstnaad aan
  • Alternatief: IO-toegang
  • De endotracheale toegang is niet meer aanbevolen
Navelvene (v. umbilicalis)
Navelvene (v. umbilicalis)​2​

Medicatie en vocht

  • Adrenaline: 10mcg/kg IV of IO
  • Vocht: isotone kristalloïden 10ml/kg
  • Bloedtransfusie: leukocytenarme O Rhesus-negatieve RBC
  • NaBic: geen evidentie
  • Hypoglycemie: 3ml/kg glucose 10

Ethiek

  • Overwegen niet overgaan tot reanimatie of staken van reanimatie. In veel landen is het de algemene consensus niet over te gaan tot reanimatie in de verloskamer voor pasgeborenen met:
    • zwangerschapsleeftijd < 23 weken
    • geboortegewicht < 400g
    • anencefalie, of bevestigde trisomie 13 of 18
  • Reanimatie is bijna altijd geïndiceerd bij pasgeborenen met:
    • Zwangerschapsleeftijd gelijk aan of boven de 25 weken
    • Meeste kinderen met congenitale malformaties.
  • Als de prognose onzeker is of er is onvolledige informatie over de zwangerschap en de status van de pasgeborene, wordt gestart met reanimatie.
  • Onderbreken van de reanimatie kan aanvaardbaar zijn als deze na 10 minuten ononderbroken en adequate uitvoering niet resulteerde in een detecteerbaar hartritme. 
    • In dit geval is overleving zonder ernstige beperking immers zeer onwaarschijnlijk.

​2​

Referenties

  1. 1.
    Simon L, Hashmi M, Bragg B. statpearls. November 2019. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK470569/.
  2. 2.
    Voorde, van de P. EPALS: European Paediatric Advanced Life Support. 5th ed. Niel, Belgium: European Resuscitation Council; 2015.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *